​

Tips 1: Houd de lont korter dan 1 cm om de kaars optimaal te laten branden. Een te lange lont heeft als gevolg dat de vlam wild gaat wapperen waardoor de kaars sneller opbrand. Voor het opnieuw aansteken van de kaars is het goed  als je de lont dan weer opnieuw even trimt.

​

Tip 2: Als je de kaars voor de eerste keer laat branden, blaas de kaars dan niet eerder uit voordat de gehele oppervlakte is gesmolten (gemiddeld is dat voor potjes kaarsen met 2 uur). Mocht je dat wel doen dan creëer je een tunnel in de kaars. Hierdoor brandt alleen het midden van de kaars op en blijft er veel kaarsvet rondom staan.

​

Tip 3: Let op voor het lekken van de kaars. Doordat de kaarsen geen standaard cilindervorm hebben zal het kaarsvet een weg vinden om te druppen of weg te lopen als het gesmolten is. Het is daarom verstandig om u kaars op een plateau of onderzetter te zetten.

​

Tip 4: Zorg ervoor dat de kaars niet te dichtbij brandbaar materiaal staat, laat de kaars nooit alleen achter en zorg er voor dat de kaars kan branden in een rustige omgeving zonder te veel wind of tocht. Hierdoor kan de richting van de vlam veranderen. 

​

Tip 5: Opgepast voor de hitte. Raak nooit een brandende kaars of het potje van de kaars aan. Pas ook op voor warmte kringen op tafels en kasten als deze niet hittebestendig zijn.

​

Tip 6: Mocht u kaarsvet gemorst hebben. Wacht dan even tot het gestold is. Daarna kunt u het makkelijker verwijderen. Mocht er kaarsvet op u kleren komen dan kun u dit gemakkelijk eruit wassen. Het kaarsvet is namelijk biologisch afbreekbaar.

​

Tip 7: Brand de kaars het liefst niet langer dan vier uur anders wordt het brandpunt te heet.